vrijdag 30 november 2007

Simon

File0001_14Simon Carmiggelt, alweer twintig jaar dood. Veertig jaar geleden kocht ik voor 't eerst een bundel. Sindsdien is hij een van mijn voorbeelden gebleven, als het over schrijven gaat. In deze dagen draag ik die bundel - uit 1967 - in m'n jaszak. En te pas en te onpas draag ik zijn stukjes voor aan vrienden en familie.



maandag 26 november 2007

China Now

Img_0001In het Cobra Museum, onder de hangende lichamen van Zhang Dali geeft professor Kitty Zijlmans een resumé over de afgelopen vijftien jaren 'Chinese contemporary art' en 'contemporary Chinese art'. De tentoonstelling blijkt het zoveelste samenraapsel uit collecties van musea en particulieren. Het resultaat is teleurstellend, maar Zijlmans wil zoveel mogelijk de studenten - waarvan een aantal binnenkort Shanghai zullen bezoeken - hun eigen mening laten vormen. Met een knipoog waarschuwt zij ons bij voorbaat voor haar collega Clark, die een half uurtje later met zijn uitgesproken mening de expo te lijf zal gaan.



Img_0046Ons gezelschap bevindt zich op de eerste verdieping, als John Clark arriveert. Deze Australische professor is expert op het gebied van hedendaagse kunst in Oost-Azië. Om te beginnen dirigeert hij ons weer terug de trap af. ("John you promised me to behave", protesteert Zijlmans nog). Tegen een wand bij de bookshop wijst hij opgewonden op vier zeefdrukken van Hong Hao. Ik herken een van de prenten, jaren geleden gepresenteerd door Kitty Zijlmans tijdens een van haar colleges. Je kunt ze kopen. Ze kosten 5.500 euro elk. "Drie jaar geleden kocht ik er een voor de universiteit in Sydney", zegt Clark, "voor 300 dollar".  "Okay, laten we nu de expositie gaan bekijken." De toon is gezet.



"It's all production." moppert Clark. "Chine commande?" opper ik voorzichtig. Well, sure that's the right expression! You're damn right: Chine commande". Img_0009_1Gelukkig houdt Clark wel van Song Dong, een van mijn eigen favorieten. Song is op de expo vertegenwoordigd met een video-installatie. Een wok met glazen deksel, gas, stoom, condens, Het deksel weerspiegelt het veranderende Beijing. Verder is er nog een aardige installatie met koffers van Yin Xiuzhen.



Het draait om overheid, bedrijfsleven en geld. Kunst als belegging. Eigenlijk niks nieuws onder de zon. Mijn advies: heb je geld?, en wil je nog meer geld?; koop er even geen huizen voor, maar Chinese kunst. Hou je van kunst? Om de echte Chinese avant garde te ontmoeten, moet je heus zelf afreizen naar de Chinese steden. Maar ja, daar moet je dan weer geld voor hebben.



Foto's China Now



Ondergrondse beschaving

20071124_lemonde Zo hartverwarmend. Kon 't eerst niet geloven. Is dit een soort van 1-April-grap? Enfin, het lijkt erop, dat er behalve idioten en barbaren, die koperen bliksemafleiders van kerken slopen, of - erger nog - Henry Moore's kostbare bronzen omgieten, mensen bestaan, die OP ILLEGALE WIJZE erfgoed beheren en restaureren. Ik vestig er maar even de aandacht op via mijn bescheiden web-log. Had voor een medium met groter bereik wat meer research verricht; 'Is dit echt waar?' Nou ja, Le Monde levert verslag.



Le Monde



zondag 25 november 2007

pAnmsterdam

Pan_01Het kost moeite mij mee te nemen naar een kunstbeurs. Kunstbeurzen zijn niet bestemd voor kunstliefhebbers, maar voor mensen met teveel geld. En ik ben allergisch voor patjepeeërs, die ongehinderd door enige kennis en met groot gebrek aan goede smaak, vermogens uitgeven aan platte kitsch! Zo, dat is eruit. Toch bezocht ik vandaag de pAn, kunst- en antiekbeurs in de Rai. Waarom? Omdat ik daartoe was uitgenodigd door twee charmante dames.



Is het nu echt allemaal zo erg? Ja en Nee. Een beurs toont nu eenmaal minder belangrijk werk, dan in musea en toonaangevende galeries is te zien. Op de pAn was veel kwaliteit. Maar dat is alleen interessant als je het kunt kopen. Ik was vooral geïnteresseerd in hedendaagse bijdragen. Kon daarom zo'n 95 procent van de werken overslaan. Dat schoot dus lekker op.



Img_0194Het ergste wat ik aantrof was het werk van de uit Shanghai afkomstige Zheng Zhiming, of beter: de schaamteloze presentatie ervan door de chique kunsthandel Douwes Fine Art (anno 1805). Naast Rembrandt, Schelfhout en Jongkind, had deze standhouder een aanzienlijk deel van zijn flinke stand, ingeruimd voor Zheng. Zheng is een vakkundig aquarellist. Geen kunstenaar. Ik vind dat een kunsthandel kunst moet verkopen. Van de betreffende winkelier mag je verwachten dat hij weet wat hij in z'n zaak haalt en dat hij op basis van zijn expertise adviseert. Waarom wil men geld binnenhalen met non-artists als Zheng?



maandag 19 november 2007

Schenk nog 'ns in

Schenk nog me nog 'ns in vriend. Binnen 't uur ben ik m'n verdriet kwijt, m'n boosheid, rancune. En ook: m'n passie, m'n herinneringen, m'n hoop.



Brel



zondag 11 november 2007

Goya als oorlogsverslaggever

31Vandaag besprak ik voor een klein gezelschap Goya's etsen, die bekend zijn onder de naam Los Desastres de la Guerra. Ter voorbereiding las ik de afgelopen weken vooral Stephen Eisenman's essay uit 1994: The Tensions of Enlightenment: Goya en Susan Sontag's essay Regarding the Pain of Others (2002). Daarnaast consulteerde ik Photography, a concise history van Ian Jeffrey (1981).



Francisco de Goya was waarschijnlijk de eerste oorlogsverslaggever met compassie voor het menselijke lijden. De bewuste prenten, met als onderwerp de Franse bezetting (1808-1812), vervaardigde hij tussen 1810 en 1820, voornamelijk uit herinnering en/of van 'horen zeggen' dus. Zijn - eigen - bijschriften zijn bijzonder: 'Dit heb ik gezien', 'Dit is te erg', 'Hier kun je niet naar kijken' etc.



Een kwart eeuw later, zeven jaar na Goya's dood, zou de fotografie worden ontdekt. De eerste oorlogsfotografie dateert uit de tijd van de Krim-oorlog (1853-1856). De techniek was nog niet voldoende gevorderd, om in het heetst van de strijd te kunnen fotograferen. (Dat was ook geenszins de bedoeling van de opdrachtgever, de Britse regering). De foto's van Roger Fenton tonen niet veel meer dan portretten van officieren en van gemoedelijke, padvinderachtige kampeerpartijen. Geen rookpluim te zien, en zeker geen doden of gewonden. Minder dan een decennium later, tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog, maakten Amerikanen als Brady en Gardner wel degelijk foto's van lijken. Het was waarschijnlijk hun intentie de werkelijkheid te benaderen. Maar, gezien de contemporaine technische mogelijkheden was het soms praktischer om soldaten te verzoeken te figureren als lijk.



Om kort te gaan: Goya was de eerste 'moderne' oorlogsverslaggever. Zijn verslag kwam langzaam op gang, maar is objectiever dan veel oorlogs-beeld-verslagen van latere datum. Onze misvatting is dat een tekening, schildering etc. meer de fantasie van de maker weergeeft, dan 'De Werkelijkheid' en dat foto's en film écht tonen wat er is gebeurd. Wat mij betreft moet dit 'beeld' worden bijgesteld.



woensdag 7 november 2007

Péter Forgács

Img_0070_2De Hongaarse filmer en mediakunstenaar Péter Forgács ontvangt op 29 november in Paleis Noordeinde de Erasmusprijs uit handen van Willem Alexander. De Stichting Praemium Erasmianum kiest jaarlijks een thema op het gebied van cultuur, geesteswetenschappen of sociale wetenschappen. Dit jaar is het thema: ‘Cultuur en historisch bewustzijn’. De bijbehorende prijs, € 150.000, wordt toegekend aan degene die buitengewoon heeft gepresteerd binnen het gestelde thema. De stichting vindt dat Forgács met zijn filmwerk op een originele manier bijdraagt aan de overdracht van cultuur en de herinnering aan het verleden.



Kopie_2_van_img_0018Gisteravond in het restaurant van het Amsterdamse Film Museum interviewde George Vermij de laureaat, in gezelschap van diens producer en ondergetekende. Er ontstond een geanimeerd gesprek tussen criticus en filmmaker, waarbij Barthes, Sebald en Walter Benjamin vrolijk over tafel stuiterden. Als fotograaf voelde ik me ietwat onzeker tussen deze connaisseurs van Studium en Punctum.



Péter Forgács' website



Praemium Erasmianum



dinsdag 6 november 2007

donderdag 1 november 2007

Pierre Janssen 1926-2007

Pierre_janssenAls lagere-school-scholier werd ik door de onvolprezen Illustrated Classics nietsvermoedend voorbereid op de Grote Literatuur. Albert Heijn leerde me wijn drinken. Door Pierre Janssen begreep ik dat er 'iets was', of dat je 'iets kon hebben' met Beeldende Kunst.



De in stripvorm gepresenteerde literatuur, was onverantwoord ingekort, gecensureerd en erbarmelijk getekend. Ook de Heijn-wijn was van inferieure kwaliteit, maar dat wist ik toen nog niet en ik was nog nooit in Frankrijk geweest. En Pierre Janssen was geen kunsthistoricus.



Niettemin ben ik van literatuur, van wijn en van kunst gaan houden. Tot m'n verbazing trof ik geen necrologie in de NRC van vanavond. Toch verwacht ik dat Janssen de komende dagen nog wel herdacht zal worden als de belangrijkste stimulator van het kunstkijken-voor-alleman.